vrijdag 20 november 2015

Moestuin beginnen met kinderen

Beginnen met moestuinieren hoeft niet moeilijk te zijn. Als je een stukje grond hebt dat in de zon ligt, en wat zaadjes of stekjes die bij het seizoen passen, dan kun je al snel aan de slag. Kinderen zijn dol op tuinieren. Rommelen met grond en water, leren over wormen en bijen, en na een tijdje trots zijn op wat er groeit.


Wat heb je nodig? 

Dat hangt af van de leeftijd van de kinderen. Ik ga voor dit blog uit van jongere kinderen, van 3 tot ca. 8 jaar. Die hebben nog niet de kracht om flink te scheppen en te spitten. Een schoffel en een bats zijn scherp. Daarmee kun je kleine kinderen niet laten werken. Dus als je buiten wilt werken, zorg dan voor voorbewerkte grond. Maak die eventueel zelf luchtig door de grond om te spitten met een spitvork. Of vul het zaaibed met nieuwe grond. Er moet met een handschepje of met de hand makkelijk in gegraven kunnen worden.


Op je lijstje kun je zetten:
Plantensteker (Action)

Voor jezelf:

  • spitvork;
  • schoffel;
  • bats (soort schep);
  • stokken
  • touw
  • schaar
  • plantenstekers
  • watervaste stift


Voor de kinderen:

  • grond, potgrond, stekgrond;
  • handschepje;
  • zaaipotjes of bakjes. Eventueel te maken van wc-rolletjes en eierdozen.
  • zaadjes, stekjes of bollen (bijv. knoflookbolletjes), die passen bij het jaargetijde. Je kunt hiervoor een zaaikalender raadplegen.
  • water
  • gieter(s)
  • nagelborsteltje

Overal bij kunnen

Zorg dat je overal bij kunt. 
Het voorzaaien en stekken van plantjes kun je vanaf maart/april binnen doen. Op de vensterbank of een tafel die je op een zonnige plek voor het raam zet. Daar kunnen de kinderen makkelijk bij om water te geven.

Een zaaibed buiten moet je zo indelen, dat je makkelijk tussen de zaailingen en plantjes door kunt lopen. Na het zaaien of planten, kun je immers niet meer over dat stuk grond lopen. Zorg voor een paadje, of wat stapstenen. Vandaar af moet je bij alle plantjes kunnen, om water te geven of onkruid te wieden. De armlengte van kinderen zal iets korter zijn, dan van volwassenen. Houd daar rekening mee.

Markeren

Zorg dat je weet waar je wat gezaaid hebt. Gebruik een plantensteker waarop je geschreven hebt wat je gezaaid hebt. Als je iets in een richel hebt gezaaid, dan kun je die richel nog zien. Maar sommige dingen worden onzichtbaar, zoals een rij bollen, aardappels, zaden van sperziebonen, enzovoort. Je kunt dan tussen twee of meer stokken een touw spannen, en die over de rij zetten, of om het veldje heen zetten.

Lengte van de dag en temperatuur

Voor de groei is het voor de meeste plantjes belangrijk dat de zon lang genoeg schijnt. Als de dagen nog te kort  zijn, gaan de kiempjes op zoek naar licht. Ze groeien dan zo snel omhoog, dat ze slap en sprietelig worden. Ook als je binnen zaait voor het raam. Let daarom op de zaaiperiode die vermeld wordt op de verpakking.

Let op de zaaiperiode op de verpakking.
Voor het ontkiemen van de zaadjes en de groei van de plantjes is ook de temperatuur belangrijk. Sommige zaden en planten kunnen tegen de vorst. Zoals die van de tuinboon. Die kun je al vroeg in het jaar buiten in de grond zaaien. Maar veel planten kunnen niet tegen de vorst. Die kun je dan wel binnen zaaien, maar je mag ze niet naar buiten verplaatsen, tot de ijsheiligen'. Als die geweest zijn, is de kans op (nacht)vorst klein. Houd voor planten die niet tegen vorst kunnen, voor het gemak de datum aan van 15 mei.

Voor andere plantjes kan het juist te warm worden om te zaaien. De zaden ontkiemen wel, maar de plantjes schieten snel door naar de vorming van een bloem. Terwijl je dat niet wilt, zoals bij raapstelen. Je wilt alleen het blad.

Soorten groenten afwisselen

Je kunt een teeltplan maken, waarop je uittekent wat je waar gaat planten. Maar voor een beginner is dat best moeilijk. Je moet zo'n plan bovendien verschillende keren per jaar aanpassen, want elke groente heeft zijn eigen zaai- en oogsttijd. De ene plant neemt meer ruimte in dan de andere. Rabarber, pompoen en boerenkool nemen erg veel ruimte in als ze volgroeid zijn. Terwijl prei en worteltjes dichter op elkaar geplant kunnen worden.

Van één, naar tien aardappels ....
En je moet afwisselen. Als je ergens ui hebt geoogst, moet je op die plek voorlopig even geen nieuwe uien meer planten. Of planten die lijken op een ui, zoals prei. Elke plant trekt groeistoffen uit de grond, waar die specifieke plant goed van groeit. Zodra de groente is geoogst, moet de grond wat die groeistoffen betreft eerst wat 'bijkomen'.

En nog belangrijker: een plant kan speciale diertjes in de grond aantrekken, die de wortels van die plant of knol lekker vinden om te eten. Zo vinden sommige aaltjes aardappels erg lekker. Als je te lang op dezelfde plek aardappels neerzet, dan kan dat die aaltjes aantrekken, waardoor nieuw gepote aardappels ziek worden. Dus: zodra je je aardappels hebt geoogst, zet je daarna weer eens wat anders neer, bijvoorbeeld bonen. Daar hebben de aaltjes die misschien in de grond zitten dan niets aan. Het steeds weer iets anders op een bepaalde plek zetten heet wisselteelt.

Slechts een paar soorten planten, zoals aarbeienplanten of bessenstruiken, staan langere tijd op eenzelfde plek. Als je eerst bedenkt waar je de vaste(re) planten wilt, kun je de rest van de grond gebruiken voor wisselteelt.

Als je net begint met een moestuin, maak dan alleen een globaal plan. Kies wat vaste planten, struiken en kruiden, en bedenk waar je die wilt neerzetten. Kies daarna of je verder grotere of kleinere groenten of kruiden wilt, afhankelijk van de grootte van je zaaibed. Verdeel die planten (of de zaden daarvan) over de rest van de tuin. Kies voor makkelijke groenten, zodat de kinderen en jij gemotiveerd blijven.

Maak af en toe een foto van je tuin, en sla je foto's op met de datum erbij. Of prik ze aan een prikbord met de datum erop. Zo kun je (ook zonder teeltplan) onthouden wat wanneer waar heeft gestaan. En het is ook nog eens leuk om samen  naar de vorderingen te kijken.


Makkelijke groenten en kruiden
Bieslook in bloei. 
Makkelijke groenten, die leuk zijn om met kinderen te zaaien, zijn:
rucola,
verschillende slasoorten,
raapstelen,
andijvie,
wortels en winterwortels,
radijsjes,
sperziebonen,
vroege aardappels
spruiten,
pootuitjes
pompoen,
courgette,
knoflook(tenen).

Deze groenten groeien makkelijk en trekken weinig ongedierte aan. Alhoewel slakken natuurlijk altíjd op afstand gehouden moeten worden.

Van de kruiden zijn bieslook, peterselie en salie dankbare planten. Die komen jaarlijks vanzelf weer terug op dezelfde plek. Bieslook is leuk om naar te kijken. Er komen mooie paarse bloemen aan, die bijen aantrekken. Die bloemen zie je daarna veranderen in zaadbolletjes. Daarmee kun je weer nieuwe bieslook zaaien.

Lepidoptera 2005 spring 002.jpg
Koolwitje. Foto van Wikipedia.
Aardappels kunnen vatbaar zijn voor de aardappelziekte, die soms later in het jaar de kop opsteekt. De sporen van de ziekte komen over land aangewaaid, vanaf het land van aardappeltuinders. Vroege aardappelsoorten hebben hier minder last van, omdat de ziekte zich dan nog niet ontwikkeld heeft. Aardappels zijn erg leuk om te poten, omdat er uit één aardappel veel andere groeien. Het is voor kinderen wonderlijk om te zien hoe de aardappels in juni uit de grond komen. Voor het telen en bewaren van aardappels kun je deze site raadplegen.

Tuinbonen kunnen vroeg gezaaid worden, maar zijn minder makkelijk in het onderhoud. Voor half mei moeten ze van hun toppen ontdaan worden. Anders komt er bonenluis in. Sperziebonen zijn makkelijker. Daar heb ik het afgelopen jaar lang plezier van gehad. Tenminste, tot de kauwen erachter kwamen dat de er nogal lekkere peultjes in zaten.

Veel groenten trekken vliegjes en kevers aan. Of vlinders, zoals het koolwitje. Dat is een wit vlindertje dat graag haar rupsjes loslaat op je kolen. Deze groenten moeten daarom worden overdekt met insectengaas. Voor een kindertuintje is dat mogelijk wat omslachtig. Hoewel de aanwezigheid van het koolwitje op een van je kolen een goed excuus kan zijn, om samen naar een uitzending van School TV te kijken.

Soms lukt iets gewoon niet. Dat is dan vervelend, maar ook een leermoment. Een keer langdurige regen of late vorst, horen erbij.

Makkelijke vruchtjes

Aardbeien
Bloem wordt aardbei. 
Frambozen
Aalbessen

Aardbeienplanten zijn leuk. Ze geven lekkere vruchtjes  natuurlijk, die je zo op kunt eten. En na de aardbeien komen er stekjes aan de plantjes. Die kunnen de kinderen losknippen en ergens anders planten. Bijvoorbeeld in een potje, om mee te nemen naar huis. Of ter vervanging van oudere aardbeienplanten.

Frambozen- en aalbessenstruiken geven ook vruchtjes en zijn makkelijk te vermeerderen. Van vruchtenplanten en -struiken is het leuk om te zien hoe de bloemetjes veranderen in vruchtjes.

Voorzaaien

Soms is het makkelijker plantjes voor te zaaien, dan ze direct in de grond buiten te zaaien. Andijvie kun je direct buiten zaaien. Maar als er allerlei onkruid opkomt, tegelijkertijd met de andijvie, is het lastig te herkennen wat je uit de grond wilt trekken (onkruid) en wat je wilt laten staan (andijvie).

Voor het voorzaaien gebruik je stekgrond. Dat is grond die je koopt bij de tuinwinkel. Daar komt geen onkruid in op. Stekgrond is voedingsarm. Dus zodra je kiempje twee echte blaadjes heeft (naast de eerste twee kiemblaadjes), moet je het plantje gaan 'verspenen'. Dat betekent voorzichtig overplanten in een ander stekpotje, met voedzamere grond (potgrond). Daarin kan de plant nog wat doorgroeien, totdat die stevig genoeg is om buiten verder te groeien. 

Mijn composthoopje.

Mest en compost

Mest kun je in allerlei vormen kopen bij de tuinwinkel. Dit is het meest hychiënisch. Daarnaast kun je aan iemand met paarden of koeien vragen of je uitwerpselen mag hebben. Compost kun je maken door je groente- en fruitafval op een hoopje te gooien en te laten verteren. Eventueel samen met de koeien-/paardenmest. Dit verteren gebeurt door schimmels, wormen en bacteriën. Wat je wel of niet op de composthoop kunt gooien, kun je hier nalezen.

Ieder een eigen tuintje?

Je kunt elk kind (of groepje kinderen) een eigen tuintje geven, waarin ze zelf zaaien, water geven en onkruid wieden. Ze kunnen dan goed zien wat wel of niet is gelukt. En de eigen opbrengst mee naar huis nemen. Wisselteelt tussen de zaaibedden onderling wordt dan lastiger. Je kunt ook kiezen voor het samen onderhouden van de bedden. In dat geval wordt er samen gedeeld, of geloot. En je kunt makkelijker groenten wisselen tussen de bedden. Kinderen verantwoordelijk maken voor een specifieke plant kan natuurlijk altijd nog, door op de plantensteker naast de naam van de plant, ook de naam van het kind te zetten.